Bij de dood van Wim Brands

Wim Brands overleed twee dagen geleden. Hij pleegde zelfmoord op 57 jaar. Ik kende hem niet persoonlijk, maar hij had David geïnterviewd voor zijn programma OBA-live/filosofie. Bij die gelegenheid hadden wij een buitengewoon gevoel van veiligheid ervaren.

Buitengewoon omdat je gewend bent dat journalisten elke keer over je grenzen gaan. Dat zit in hun beroep ingebakken. Bij Wim was er geen spoor van stress. Noch vooraf, noch tijdens, noch achteraf. Je kan zeggen dat ik daardoor van hem ben gaan houden. Nog meer dan ik op grond van zijn programma's al deed.

De afgelopen dagen ben ik over de dood gaan nadenken. Als uitvaartondernemer doe je dat constant. Mijn ideeën over dood en leven zijn dan ook sowieso al best afwijkend te noemen. Zo is de dood voor mij, als voor onze hele beroepsgroep neem ik aan, normaler dan voor de rest van de bevolking. “Recht op leven” zal ik niet gauw in de mond nemen. Verbazing over ziekte en aftakeling ook niet. Maar de zelfmoord van Wim Brands gaf aan mijn gedachtegang een extra dimensie.

Ik was aan het poseren voor Aatje Veldhoen (hij maakt een schilderij van David en mij) en foeterde tegen hem over die zelfmoord. Ik was daar in eerste instantie tegen. Normaal niet. Normaal ben ik van: vind je het leven niet leuk, be my guest. Maar bij Wim Brands was ik kwaad. Hij mócht het niet doen van mij. Aatje antwoordde: “Waarom niet?” althans, dat begreep ik, want sinds zijn hersenbloeding is Aatje niet altijd even goed te verstaan. Door dat drie uur lang zitten in dat prachtig atelier kozen mijn gedachten het ruime sop. Waarom niet, inderdaad, waarom niet.

“Hij was te mooi, te lief, te goed” doorstond de toets van introspectie niet lang. “Te jong” was al iets beter. Te jong voor wie? Te jong voor zijn nabestaanden, daar zat wat in. Maar ikzelf kende de beste man niet. Dus hoezo te jong?

Een keuze voor de dood is tegelijkertijd egoïstisch en altruïstisch.
Altruïstisch omdat het de wereld ontdoet van jouw last, die laten we wel wezen, toeneemt naar mate we ouder worden. We worden onnodig, duur, en lastig. Opgeruimd staat netjes wil ik daarom op mijn grafsteen. Ik denk dat ik niet de enige ben die daar zo over voelt.
Egoïstisch vanwege de mensen die je achterlaat. En daar zit dat “te jong” in. Hoe ouder je wordt hoe minder mensen die om je geven, dat is een vaste regel. Kijk maar naar de opkomst bij begrafenissen. Jonkies trekken makkelijk honderden bezoekers. Tachtigjarigen moeten het doen met een tiental.

In de meeste gevallen zal dat dan om het eigen gezin gaan, de nabestaanden. In het geval van Wim Brands, David Bowie, Prinses Diana, en al die beroemdheden van wie de dood een grotere krater slaat, is er sprake van een gevoel van intimiteit bij een wijde kring. Jaren heb ik gedacht dat dat publiekelijk rouwen overdreven was, nep zelfs. Nu zie ik het mooie daarvan in, het echte. Zulke bekende figuren hebben een plek in ons hart veroverd. Ze waren liever, leuker, beter dan de rest. Wij kleine mensjes waren ons gaan hechten aan deze bijzondere exemplaren.

En dan gingen ze dood. Te vroeg voor ons. We hebben niet de tijd gehad om ze te zien aftakelen. We hebben niet de tijd gehad om ons geleidelijk te onthechten. Daarin zit een kiem van de reden waarom we ons dat rouwen menen toe te mogen eigenen, ook al zijn we geen intimi van die hemelenden.

Laat dat toevallig het thema zijn geweest van het gesprek dat Wim Brands met David had bij OBA-live, krap anderhalf jaar geleden.



Liva Elders