Ontstaan:

David was in 1990 met zijn vader (filosoof Fons Elders) en zijn broer in India toen zij tegen een crematiestoet aanliepen. De manier waarop de omstanders, groot en klein, bekenden en onbekenden, betrokken werden bij de plechtigheid maakte grote indruk op hem. Zo was er een jongetje langs de kant, die zag dat de arm van de overleden vrouw uit de lijkwade was gaan steken. Hij pakte een stok en duwde voorzichtig de arm terug op zijn plaats. Geen spoor van aarzeling, laat staan walging. De dood bleek in die verre contreien nog een geaccepteerd verschijnsel te zijn, waar zelfs kinderen mee vertrouwd waren. (Op deze video vertelt David over dit gebeuren en hier het vervolg).

David was die betrokkenheid wel tegengekomen op het platteland van Nederland, waar boeren soortgelijke verbondenheid vertoonden bij het heengaan van hun buren: zij hielpen waar ze konden. In de steden was die intimiteit ver te zoeken: als iemand overleed werd hij opgehaald en meegenomen. Waar? Dat wist men niet. De dood werd op afstand gehouden. David, die toen docent filosofie was, voelde zich geroepen om daar iets aan te doen. Hij zou uitvaarten organiseren waar de menselijke maat de boventoon voerde. Waar overledenen mensen bleven tot in de dood. Geen nummer ver weg in een anonieme megakoelinstallatie.

Het zaadje was geplant. David schreef zich in voor de Stivu-opleiding, slaagde en ging in 1992 in de leer bij firma De Jong. In 1993 startte hij zijn eigen bedrijf "David Elders Begrafenis & Crematie". Ruimte en tijd voor eigen individuele invulling (en zoals toen nog nodig was voor religieuze of uit traditie geboren invulling) - een eigen kist of rouwbrief - boot, lopend, fiets etc, het bleek te mogen en te kunnen, ook zonder kist. Het was de kentering in een proces dat zich al decennia stilzwijgend had voltrokken, waarbij de kleinschalige, vaak buurtgebonden uitvaartondernemingen werden opgeslokt door de (zogenaamde) coöperatieven, uitvaartverenigingen e.d.. Voor het eerst sinds lang begon er een nieuwe uitvaartonderneming, zomaar, niet omdat het een dependance was van wat nu na vele reorganisaties, fusies, en andere economisch-juridische veranderingen de PC Hooft of Yarden of Dela of Monuta heet, maar omdat het idee er was en er behoefte aan was, als erkenning van, en antwoord op, het feit dat verval, beperkingen en dood er ook bij horen. In de uitvaartwereld gaf men hem geen schijn van kans, en dat zeiden ze ook openlijk tegen hem.

Het werd echter vrijwel meteen een succes. Zijn ingeving bleek allerminst een losse flodder: er was diepe behoefte aan vermenselijking in de uitvaartwereld in stedelijk Nederland, waar gaandeweg een uniform systeem was ontstaan. De media doken op David, die als pionier van het alternatieve begraven, heel wat heilige huisjes omver had geduwd. In zijn kielzog kwamen er steeds meer uitvaartondernemers nieuwe stijl. Maar dat was niet genoeg: de stedelijke bevolking bleek zo massaal persoonlijkere uitvaarten te willen dat zelfs de grote uitvaartbedrijven eraan moesten geloven. De geest was uit de fles.

Tegenwoordig is het doodnormaal om een persoonlijke invulling te geven aan een uitvaartplechtigheid. In die ontwikkeling neemt Nederland, net als bij euthanasie en het homohuwelijk, de rol van koploper in Europa op zich. We hebben dit te danken aan de Nederlandse mentaliteit, die vooruitstrevend is en wars van onnodige taboe's, maar ook aan de betrokkenheid van David, die begon tijdens die reis in India, toen dat jongetje de arm van de dode vrouw terug in het vuur duwde. We hebben het dus ook te danken aan dat jongetje. Weet hij wel wat hij heeft aangericht?